WOII – Oudenbosch vertelt: Jan Karremans

uit ‘De Tweede Wereldoorlog’ door Ben Suijkerbuijk

Ben Suijkerbuijk heeft enkele verhalen van Oudenbosschenaren opgetekend. Eén van de opgetekende vertellingen is van Jan Karremans. Fragmenten daaruit volgen hierna:

Soldaatje spelen

In het jaar 1939 werd de algemene mobilisatie afgekondigd en al was ik dan onderwijzer, ook ik moest ‘onder de wapenen’, zoals dat genoemd werd. Wij zagen het echter zo zwaar nog niet in. Nederland was toch altijd neutraal geweest! Wat kon ons nu gebeuren? Nee, wij maakten ons echt geen zorgen.

Als onderofficier van bevoorrading had ik een keurig uniform. Ik voelde mij dan ook wel een beetje trots. Natuurlijk liet ik mijzelf aan mijn leerlingen zien op de school waar ik les gaf. Mijn leerlingen vonden het prachtig hun meester terug te zien in dat prachtige uniform en zij waren bijna net zo trots als ik.

Ik sprak van ‘soldaatje spelen’, want wij namen het echt niet zo serieus en ondanks mijn mooie uniform ben ik nooit echt soldaat geweest en ook geen held. Toen ik na de capitulatie terug thuis kwam werd mij gevraagd: “En Jan, heb je ook geschoten?” Mijn antwoord was: “Ik heb vijftig patronen gekregen bij het begin van de oorlog en nu heb ik er eenenvijftig, want ik heb er nog een bij gevonden.” Nee, ik heb niet echt gevochten, maar dat soldaat zijn geen spelletje was, hebben wij in 1940 wel gemerkt. Nee, soldaat zijn en oorlog zijn geen spelletjes.

Het werd 10 mei 1940

Begin mei 1940 steeg de spanning. De paarden moesten ingespannen blijven. Wij lagen in stelling aan de Zuid-Willemsvaart en wachtten vol spanning op de vijand die van de overzijde moest komen. Wij voelden dat er binnenkort iets zou gebeuren, maar toch gebeurde het nog onverwacht.

Op de ochtend van de 10e mei vloog een groot aantal vliegtuigen over. Vol bewondering keken wij naar dat machtsvertoon in de lucht. Als die kwaad wilden, dan zou daar maar weinig tegen bestand zijn. Wij voelden ons weer wat gerustgesteld en wisten ons geruggesteund door de luchtmacht, tot iemand riep: “Dat zijn niet de onze, dat zijn Duitsers!”

Wij hadden in onze onnozelheid en ondeskundigheid gedacht dat het Nederlandse vliegtuigen waren. Toen wisten wij dat het echt begonnen was. De vliegtuigen berokkenden ons geen schade. Zij gingen Rotterdam bombarderen. Wij kregen vanaf de overzijde van de Zuid-Willemsvaart artilleriebeschietingen te verduren.

Weg was het veilige gevoel dat wij hadden bij het aanschouwen van, wat wij dachten, onze luchtmacht. Natuurlijk werd het vuur door onze troepen beantwoord, ook al was er veel paniek en liep er van alles mis.

De oorlog was begonnen. Het soldaatje spelen was voorbij. Nu was het bittere ernst.

 Inkwartiering

De eerste jaren van de oorlog verliepen eigenlijk heel rustig. De school ging gewoon door en op een of andere manier kwamen wij geen schoolbehoeften als inkt, papier, potloden en dergelijke tekort. Op het eind werd het wat moeilijker. De bezetters werden strenger en ook ik ontkwam niet aan de toegenomen spanning.

Op een gegeven moment kregen mijn vrouw en ik opdracht een Duitse soldaat in te kwartieren. Wij hadden geluk. Het was een goede, al wat oudere en rustige man, die erg naar zijn gezin verlangde. Zijn liefste wens gaf ons in het begin wel wat angst. Hij wilde steeds naar Radio Oranje luisteren. Dat wilden wij ook en wij deden dat ook voordat hij bij ons in huis kwam. Omdat wij in het begin niet wisten of hij te vertrouwen was, durfden wij het in zijn bijzijn niet aan om de radio op deze streng verboden zender te zetten. Later, toen wij elkaar beter kenden, zaten wij gezamenlijk naar de stem uit het verre Engeland te luisteren die, soms zeer onduidelijk door de stoorzender, het nieuws bracht. Dat nieuws verschilde nogal van het officiële nieuws dat Hilversum uitzond.

Dolle dinsdag

Het is dinsdag 5 september 1944. Een dag die de geschiedenis in zal gaan als dolle dinsdag. De Duitsers trokken in wanorde terug en iedereen dacht dat Nederland zo bevrijd zou zijn. Ook in Oudenbosch was men zo optimistisch dat de harmonie na jaren weer aan het oefenen was.

Duitse soldaten trokken allen, of in kleine groepjes door Oudenbosch. Ze zagen er iets anders uit dan in 1940 bij hun glorieuze intocht. De wanhoop en vermoeidheid stonden op hun gezicht te lezen. Zonder leiding en gedemoraliseerd trokken zij zich terug. Zij maakten gebruik van allerlei voertuigen: damesfietsen, fietsen zonder banden, of fietsen met zogenaamde volle banden. Dat waren van oude autobanden gesneden rubbers die op de fietswielen werden gespannen. De meesten waren echter te voet. Het onoverwinnelijke Duitse leger was duidelijk aan het einde. Hun in 1940 zo prachtige uniformen waren vuil en versleten, zoals de mannen zelf, zoals het hele Duitse leger.

In Oudenbosch heerste een uitgelaten stemming, al was men zo verstandig de vlaggen nog niet uit te steken. Wel was een meisje zo brutaal zich te kleden in de kleuren van de Nederlandse vlag: rood, wit en blauw. Tegen de middag begonnen de Duitse vrachtwagens in beweging te komen. Opmerkelijk was dat zij alle windrichtingen uit vluchtten. Onze bezetters waren duidelijk in verwarring.

Het gedeelte van het broederklooster St. Louis, het zogenoemde externaat, waar de Duitsers gelegerd waren, werd door een groep Oudenbosschenaren bezocht en er werd meegenomen wat er van hun gading was. Radio’s gereedschap, aardappelen, enzovoorts. De foto van Hitler werd van de muur gerukt, kapot geslagen en verbrand. De hakenkruisvlag werd door de broeders in beslag genomen.

Op de Standdaarbuitensedijk vielen schoten. Een groep Duitsers zag een aantal plunderaars en begon te schieten. De Duitsers namen wat van hun gading was en lieten de rest liggen. Ook de plunderaars lieten zij gaan.

Gedurende de middag werd het hoe langer hoe drukker. Een lange kolonne boerenwagens kwam vanaf Zegge richting Oudenbosch. Het waren boeren die met paarden en wagens door de Duitsers gevorderd waren. Het is te begrijpen dat die boeren niet vrolijk keken. Het was een groot geluk dat er geen geallieerde vliegtuigen te zien waren, anders was de ellende niet te overzien geweest.