Kapelaan Alfred Verhaegen

uit ‘Bedreigd, Bezet, Bevrijd. Bosschenhoofd en Hoeven in de Tweede Wereldoorlog’

In de parochie van St. Jan de Doper in Hoeven was kapelaan Alfred Verhaegen voor veel jongeren iemand waar ze terecht konden met vragen en die zich voor hen daadwerkelijk inzette. Halverwege 1943 begon in het hele land het onderduiken een grote aanvang aan te nemen. De meeste onderduikers in Hoeven waren jonge mannen die voor de arbeidsinzet in aanmerking kwamen. Kapelaan Verhagen verzorgde voor hen onderduikadressen, distributiekaarten, levensmiddelen en zakgeld. In het begin hoorde de kapelaan niet tot het georganiseerde verzet, maar beschikte hij over een kleine groep medewerkers/medewerksters. Later kwam hij in contact met de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Kapelaan Verhaegen en zijn medewerkers moeten op een gegeven moment de zorg gehad hebben voor 80 onderduikers.

In het verzetswerk kwam kapelaan Verhaegen in contact met Sjef Adriaansen, een jonge marechaussee, die in 1942 naar Engeland was uitgeweken, waar hij opgeleid werd tot radiotelegrafist. Met luitenant Harm Steen is hij in de nacht van 10 op 11 januari 1944 in de omgeving van Rijsbergen gedropt. Sjef Adriaansen installeerde zich met zijn zendtoestel in de molen van Princenhage. Op 1 maart 1944 werden in Rijsbergen nog twee andere inlichtingenagenten, jac. Van Loon en Andries Ausems, gedropt. Op diezelfde dag werd luitenant Steen door de Sicherheitsdienst (SD) gegrepen. De zender is toen meteen overgeplaatst en vervolgens steeds naar een andere post gebracht. De zender is tenslotte terecht gekomen bij kapelaan Verhaegen. Op 14 juli 1944 werd de zender uitgepeild, de zendapparatuur bevond zich toen in de pastorie op de kamer van kapelaan Verhaegen. Toen de Duitsers een inval deden, arresteerden zij Adriaansen, pastoor De Hoog, kapelaan Baars en kapelaan Verhaegen.

De gevangen werden naar het gebouw van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda gebracht en vandaar naar Haren. Kapelaan Verhagen nam tijdens de verhoren alle schuld op zich waardoor pastoor De Hoog en kapelaan Baars na een dag of zes weer vrij kwamen. Adriaansen en kapelaan Verhaegen kwamen in kamp Vught terecht. Kapelaan Verhaegen is daar, zonder enige vorm van proces, op 5 september 1944 gefusilleerd. Sjef Adriaansen kwam op 6 augustus 1944 voor het vuurpeloton.

Enkele jaren later heeft pastoor De Hoog als eerbetoon aan kapelaan Verhaegen een plaquette doen aanbrengen aan de Hoevense parochiekerk. Door de Minister van Oorlog werd op 19 november 1951 aan kapelaan Verhagen postuum het Mobilisatiekruis toegekend. De gemeenteraad van Hoeven besloot in 1969 een straat naar de kapelaan te vernoemen: het Verhaegenpark.

Eerbetoon aan kapelaan Verhaegen – een plaquette aan de Hoevense parochiekerk.

J. Couwenbergh-Jansen vertelde over de arrestatie van kapelaan Verhaegen het volgende:

“Ik weet niet meer precies wanneer het gebeurd is, ik denk in 1944, toen werden de pastoor en de twee kapelaans opgehaald door een overvalwagen van de Duitsers. Het was rond 13.00 uur. Wij, de leerkrachten van de Mariaschool die tussen de middag overbleven, gingen ook kijken en zagen hoe ze alle drie: de pastoor, kapelaan Verhaegen en kapelaan Baars met een klein koffertje uit de pastorie kwamen instapten. Dit heb ik nooit vergeten.”