De smaak van zand en klei

Het beste van Brabant proef je in Halderberge

Dwars door Halderberge loopt de grens tussen zand en klei. Je vindt het ene, het andere en mixvormen van beide. Overal wordt goed geboerd. Van al het fruit en alle groenten die in Nederland groeien, pluk je in Halderberge de beste.

Je proeft de aarde

Als je over wijn praat, snapt iedereen het. Natuurlijk, je hebt de druifsoort. Maar hoe groeit die druif op? Hoeveel kalk zit er in de grond? Welke mineralen krijgt het, hoeveel bouwstoffen? Bordeaux maakt de bordeaux, Champagne maakt de champagne.

De zoetste bieten trek je uit de klei. De smaakvolste prei komt van het zand. Het maakt bij andere landbouwproducten minder tongen los, maar dat maakt de bodem niet minder belangrijk. Een zaadje uit de verkeerde grond, smaakt nergens naar.

Waar wortelen wortels?

Een handje klei is plakkerig en vast. Het zit boordevol voedingsstoffen en houdt vocht goed vast. Dat laatste is in de zomer fijn. In de natte maanden heb je er last van. Je hebt planten nodig met krachtige wortels. Klei is onmisbaar voor smaakvolle pompoenen en mooie knolselderij.

Zand stroomt langs je vingers. Het is droog en licht. Voedzaam is het niet, voedingsstoffen spoelen met het water weg. De spit gaat er vlug doorheen, net als plantenwortels. Op het zand groeien onder meer asperges en aardbeien.

En dan heb je nog de overgangsgebieden, uiteenlopende mengvormen van zand en klei met hun eigen karakter. Raapstelen hebben graag losse grond, rabarber groeit het best op mix rijk aan humus.

Alles groeit goed in Halderberge en de betere koks en winkeliers weten precies waar ze het allemaal moeten halen.

Cisterciënzers brachten het

Wie nu de regio doorkruist, ziet de bodem terug in het gevarieerde landschap. Polders, veenafzettingen, weilanden, bossen en heiden. En uiteraard de nodige akkers en weilanden.

Zo is het niet altijd geweest. Monniken van de cisterciënzerorde trokken zo’n zevenhonderd jaar geleden door een vrijwel ontoegankelijke woestenij. De enkelingen die ze tegenkwamen, leefde van een kleine veenpolder of van kleinschalige turfwinning.

De cisterciënzers baanden zich door moerassen, langs meertjes en over woeste grond, om zich te vestigen op een hoger gelegen droog stuk land, boven op een donk. Met spade en zeis hebben ze op de dekzandrug hoeves en een tiendschuur verwezenlijkt. De akkers en weilanden rondom de donk strekten zich steeds verder uit en werden de regio Halderberge.

Goed leven op de donk

Terug door het moeras voor de weekmarkt? Onbegonnen werk. Alles dat de cisterciënzers wilden gebruiken, moest op of om de donk uit de grond komen.

Het toeval – of de zegening – is dat de grens tussen zand en klei recht over de donk loopt. Wat betreft smaak kwamen de monniken niets tekort. Ze konden eigenlijk alles zelf verbouwen. Het was hard werken, zeker. Maar het smaakte dan ook geweldig!

Niet vreemd dat het bisdom van Antwerpen op de donk in Hoeven een uithof liet bouwen, zodat de bisschop een fijne plek had om het rumoer van de stad achter zich te laten en tot zinnen te komen. Later, toen de grens tussen Nederland en Vlaanderen getrokken was, koos de bisschop van Breda de Hoevense donk als woonplaats. Hij was liever daar, dan in de stad.

Het woeste begin

Door het gebied van zand en klei dat later Halderberge genoemd zou worden, liep een dekzandrug ontstaan in de laatste ijstijd. Het gebied aan de west- en noordzijde werd geteisterd door de zee. Het zoute water sloeg stukken land weg en liet lagen zeeklei achter.

Aan de andere kant van de rug ontstonden rivieren en stroompjes die zand en keien brachten. Die stroomen vielen regelmatig droog en dan stoof het rivierzand op. Zo ontstonden ruggen van jong dekzand.

Dat is het verhaal in hele grote lijnen. Je ziet het terug in de bossen. Op de schrale dekzandruggen groeien coniferen. Waar de zandlagen vermengd zijn met lemige lagen uit de zee, staan loofbossen met beuken en eiken.

Je ziet het in het landschap van polders, zandruggen, rivieren en heiden. En je proeft het in de rijke smaken van Halderberge.