uit ‘Bedreigd, Bezet, Bevrijd. Bosschenhoofd en Hoeven in de Tweede Wereldoorlog’
Zondag 17 september 1944 was een heldere, bijna zomerse dag. In Hoeven en Bosschenhoofd gingen de mensen gewoontegetrouw ’s morgens naar de kerk. De mis werd echter verstoord door laagvliegende jagers. De spanning was te voelen. Rond 13.00 uur doken de eerste aan kabels voortgetrokken zweefvliegtuigen uit het westen op. Steeds meer zweefvliegtuigen kwamen over, begeleid door honderden jagers. Mensen klommen op de daken om niets te missen van de laagvliegende luchtvloot. Degenen die probeerden de vliegtuigen te tellen, konden het niet bijhouden. Meer dan een uur duurde het. Geschat werd dat er meer dan tweeduizend zweefvliegtuigen en jagers overkwamen. Dit alles maakte deel uit van Market Garden, de naam voor twee grote acties die onder veldmaarschalk Montgomery werden ingezet. Operatie Market was een actie om met Amerikaanse en Britse luchtlandingen de Rijnbrug in Arnhem, de Waalbruggen in Nijmegen, de brug over de Maas bij Grave en die over het Wilhelminakanaal bij Son te veroveren. Operatie Garden betrof het offensief van het Britse 2e leger via een corridor vanuit Eindhoven richting Arnhem. Vanuit Engeland vlogen er die dag 4.500 vliegtuigen naar en over Zuid-Nederland. Dat waren transportvliegtuigen, jagers ter bescherming en bommenwerpers met hun escorte.
Dat de operatie niet vlekkeloos verliep, was ook in Hoeven te merken. De linker motor van een Amerikaanse Dakota C-47 A, opgestegen vanuit Nottingham, werd rond 15.00 uur ter hoogte van Breda door Duits afweergeschut in brand geschoten. In de zijkant van het vliegtuig ontstond een groot gat. De bemanning kon zich per parachute boven Hoeven en Oudenbosch in veiligheid brengen.
Piet Reijnders kon vanuit de toren van de oude kerk zien dat het vliegtuig zich losmaakte uit een groep die uit de richting Breda kwam en naar het westen in de richting Oudenbosch vloog. Het maakte een grote bocht van 180 graden naar links en kwam, steeds meer hoogte verliezend, ogenschijnlijk recht op de Hoevense dorpskern af. Op een gegeven moment raakte het met de vleugel de grond waarop het vliegtuig omkantelde en op zijn rug bleef liggen, maar verder was het toestel heel. Het toestel crashte bij de woning van de familie J. Snepvangers-Manniën aan het Achter ’t Hof, waar nu het trainingsveld van het Hoevense sportpark ligt. In de ruimte tussen de vloer en de buikwand van het toestel zat een enorme hoeveelheid levensmiddelen, sigaretten en chocola. Het werd een groot feest voor degenen die er het eerst bij waren.
De bemanning bestond uit zes personen: eerste piloot luitenant-kolonel Frank Krebs, tweede piloot majoor Howard Cannon, radiotelegrafist William Quick, crewchief en waarnemer sergeant Freddy Borga en de navigators George Arnold en Edward Sullivan. Sullivan is tijdens het neerkomen gewond geraakt. Er is geprobeerd hem met paard en wagen in veiligheid te brengen, maar de SS heeft hem gearresteerd. In Saint Louis in Oudenbosch is hij aan zijn wonden behandeld. Daarna heeft hij nog negen maanden in krijgsgevangenschap doorgebracht. William Quick werd verborgen gehouden op de boerderij van de familie Kessels in het Wolvenstraatje in Oudenbosch. In de avond werd hij via binnenwegen en sluippaadjes naar de woning van Frans Luijkx gebracht. De bemanningsleden Krebs, Cannon en Borga vielen tussen de Kokseweg en de Koedijk. Piet Withagen beloofde hen op te halen als het donker was. Dit is gebeurd en de drie werden ondergebracht in de marechausseekazerne in Oudenbosch. Krebs en Cannon werden om de beurt naar de woning van Frans Luijkx gebracht. Borga kreeg onderdak bij de familie J. van Hassel-Snepvangers. Arnold is pas de andere morgen ontdekt en ondergebracht bij de familie Van Hassel.
Howard Cannon vertelde:
“Ik had nog niet eerder gesprongen. Toch dook ik naar beneden, terwijl ik nauwelijks iets kon zien. Terwijl we met de wind meedreven, begonnen vanaf de grond Duitse patrouilles op ons te schieten. Nadat we in een aardappelveld geland waren, ontdeden we ons van onze parachutes en renden voor dekking naar een sloot, omdat de Duitsers op fietsen door de velden onze richting uitkwamen. We trokken gras en struiken over ons heen en hoorde de Duitsers met hun bajonetten in stroschoven steken. Na wat een eeuwigheid leek, vertrokken ze. Plotseling stond er een Nederlandse boer voor ons die op zijn horloge wees. Wij begrepen hieruit dat hij terug zou komen als het donker was. Na de langste wandeling die ik ooit gemaakt heb, de Duitsers zouden zonder waarschuwing schieten op iedereen die zonder speciale vergunning buiten was, bereikten we een boerderij, waar we in een schuur ondergebracht werden. Daarop kwam het Nederlandse ‘ontvangstcomité’ van alle boeren uit de buurt die ons brood, kaas en warme melk brachten. Iedereen schudde ons hartelijk de hand. Het gaf me een bijzonder gevoel van broederschap die ik niet eerder had gekend.”
Na enige tijd zijn alle geredde bemanningsleden in Breda gekomen. Hier werden ze opgevangen door de LO/LKP West-Brabant. Ze werden ondergebracht in het magazijn van V & D en daarna verspreid over verschillende adressen.